Vissersfamilie De BruinCees van AndelIn 1893 vindt er een openbare verpachting van het viswater in het kanaal plaats. Huib de Bruin weet het viswater rond Schotdeuren in pacht te verkrijgen en ook het visrecht op de Linge weet hij te bemachtigen. In die tijd was het mogelijk om van de opbrengst van de gevangen vis te leven, al was het niet altijd een vetpot. Huib trouwde Neeltje van Dam en ze gingen wonen in één van de twee huisjes naast café Mourik. De woningen waren eigendom van Elisabeth Buijserd, weduwe van Anthonie Gaikhorst. Op 14 juli 1893 werd zoon Dirk geboren. In 1921 worden de twee woningen geveild. Huib zou de woningen graag gekocht hebben, maar als arme visserman had hij daar de centen niet voor. Er kwam echter een oplossing. Dingeman Boogert, de vader van bakker Herman Boogert, die goed in de slappe was zat, was bereid de twee huizen voor Huib te kopen en zo geschiedde. Huib heeft de twee woningen verbouwd tot één woning. Zoon Dirk was intussen getrouwd met Dien de Jong. Het jonge paar ging inwonen in de boerderij van Tinus van Westrenen aan het Kerkeind. Lang heeft dat niet geduurd want vader Huib vond het beter dat het paar bij hen ging inwonen. Het was de bedoeling dat Dirk later het vissersbedrijf over zou nemen, maar de opbrengsten waren zo laag dat er geen twee gezinnen van konden leven. Dirk ging buitenaf werken bij een aannemingsbedrijf en later nog enige tijd als machinist op het Arkelse stoomgemaal. Het buitenaf werken bleef echter trekken en hij ging werken bij het heibedrijf dat de beschoeiingen langs het nieuwe kanaal aanlegde. Het was geen continue werk, maar als hij tijd over had hielp hij zijn vader met vissen. Dirk is ook nog in dienst geweest bij Rijkswaterstaat als brug- en sluisknecht. In 1923 werd zoon Huib geboren. Huib leerde al jong dat ledigheid des duivels oorkussen was en moest als het maar even kon meewerken in het vissersbedrijf van opa. Huib zag dat vissen helemaal niet zitten, maar naar zijn mening werd niet gevraagd. Na schooltijd moest Henk proberen de gevangen vis in het dorp aan de man te brengen. Henk had zo zijn vaste afnemers, maar die hadden vaak ook geld in de portemonnee. Het was bij veel Arkelse inwoners vaak kwakke erremoei in de dertiger jaren. Kwam Huib thuis en alle vis was niet verkocht, dan kon opa behoorlijk mopperen, maar opa streek dan vaak met zijn hand over zijn hart en zei “breng maar een zooitje naar die of die, want die zien ook scheel van de honger”. Na zijn schooltijd ging Huib werken bij boer v.d. Berg aan het Kerkeind en verdiende daar fl. 2,15 per week, dat geld moest thuis afdragen en soms bleef er wel eens iets over hem. Na een paar maanden kwam opa eens kijken bij boer v.d. Berg wat Henk daar allemaal voor werk moest doen. ’s Avonds ging opa in conclaaf bij opoe en Henk kreeg de volgende morgen de boodschap “zeg zaterdag je baan maar op, voor dat beetje geld kan je ook bij mij komen werken”. Ondanks zijn vroegere afkeer van de visserij had hij nu wel naar zin. Was er weinig te vissen dan hielp hij Gaikhorst in de smederij en verdiende zo een centje bij.Op 30 januari 1929 wordt zoon Henk geboren.Toen Henk een jaar of 15 was vond opa dat hij ook in het bedrijf moest komen, maar helaas was er maar plaats voor één medewerker. Henk werd de gelukkige en Huib ging werken bij oom Job in Meerkerk die eveneens visser van beroep was en daarnaast ook nog een vishandel had. Huib heeft het tot 1942 bij zijn oom uitgehouden, toen trad hij in dienst bij de posterijen. Hij verdiende daar overigens ook maar een karig loon, maar door dit dienstverband werd hij wel ingeschreven in het ziekenfonds.T.a.v. Henk was er echter één probleem, Henk was nog minderjarig. Via Jennis Goes, een administrateur uit Hoogblokland, wordt bij de kantonrechter een verzoek ingediend om Henk de rechten van meerderjarigheid te verlenen. De rechter verleend Henk deze rechten, hij mag nu een vissersbedrijf voor de binnenvisserij uitoefenen, vis verhandelen en viswater pachten. Het was een hard bestaan, maar Henk wist toch zijn kostje bij elkaar te scharrelen. Naast visser was hij ook nog mollenvanger en op de landerijen van de Arkelse boeren mocht hij jacht maken op mollen. De gevangen mollen werden gevild en op een plankje gespijkerd om te drogen waarna ze aan een handelaar werden doorverkocht. Hij had voor de uitoefening van het beroep van mollenvanger een speciale machtiging van de provincie gekregen. Opa de Bruin overlijdt in 1948 en het bedrijf komt nu definitief in handen van Henk. Broer Huib sprong nogal eens bij en zo wist het hij vissersbedrijf nog jarenlang draaiende te houden. Aan het eind van de jaren tachtig is hij er mee gestopt. In het huisje bij de Schotdeurenbrug heeft hij nog jarenlang van een rustige oude dag genoten. Hij overlijdt op 3 juni 2011.